De geschiedenis van de Missiezusters van het Kostbaar Bloed begint heel avontuurlijk in het jaar 1885 in Zuid-Afrika, in de buurt van de havenstad Durban.
De Oostenrijkse Trappistenmonnik Franz Pfanner leefde als monnik een teruggetrokken leven in het strenge contemplatieve Trappistenklooster "Mariawald" in Duitsland in de Eifel,
en stichtte later een Trappistenklooster in Banja Luka. Hij zou de abt van dit klooster werden, maar zoals zo vaak in de geschiedenis van kloosterstichtingen ging het anders.
Hij werd geen abt en trok in plaats daarvan met een kleine groep monniken naar Zuid-Afrika om daar op aanvraag van de plaatselijke bisschop daar een Trappistenklooster op te bouwen.
Het was de bedoeling dat zij als zwijgende monniken het land zouden bebouwen en het geloof voorleven. In 1882 stichtte hij in Zuid-Afrika de Trappistenabdij en tegelijkertijd missiestatie "Mariannhill" (Maria-Anna-heuvel).
Franz Pfanner was een man met oog voor de noden van zijn omgeving. Hij merkte heel snel op dat er vrouwen nodig waren die de zorg voor de mensen op zich zouden kunnen nemen,
vrouwen die geen zwijgend leven achter kloostermuren zouden leiden, maar zich dienstbaar en sociaal inzetten voor de samenleving.
Het was hem duidelijk geworden hoe belangrijk onderricht, lessen en vaktechnische opleiding waren.
Het was daarbij voor hem heel belangrijk dat kinderen en volwassenen los van huidskleur, ras en religie gelijke kansen moesten krijgen -
toen al tot ergernis van de koloniale regering!
Hij zag dat er bijzondere aandacht nodig was voor de opvoeding, ondersteuning en het onderwijs van meisjes en vrouwen.
Daarom riep hij in 1885 vrouwen - eerst als missiehelpsters - uit het Duitstalige taalgebied naar Afrika. Dit was het begin van de gemeenschap van de Missiezusters van het Kostbaar Bloed van Mariannhill.
De gemeenschap kreeg vorm mede dankzij Moeder Paula Emunds. Zij wordt ook wel een vrouw van het "eerste uur" genoemd, omdat zij al vroeg de verantwoordelijkheid over de zusters kreeg, de gemeenschap leidde en met vrouwelijke intuïtie de visie van Abt Franz Pfanner in de praktijk vormgaf.
Volgens de uitdrukkelijke wens van de stichter waren de zusters bestemd voor de missie.
Met de naam "Missiezusters van het Kostbaar Bloed" gaf hij hen de opdracht om de verlossende liefde van Christus op een vreugdevolle en vriendelijke manier te leven in het leven van alledag en zo door hun leven getuigenis te geven van de vreugde, hoop en verzoening.
De overtuiging dat het Rijk van God geen grenzen heeft vormde Abt Franz Pfanner en dus ook de snel groeiende groep van jonge zusters. Daarom worden eerst in zuidelijk Afrika en vervolgens ook in Europa meer en meer staties gesticht, meer en meer missiekloosters gebouwd.
Momenteel wonen en werken er wereldwijd ongeveer 735 zusters in ruim 95 kloosters. Wij leven en werken in veel landen in Afrika, in de Verenigde Staten, Canada, Papua Nieuw Guinea, Nederland, Duitsland, Denemarken, Italië,
Oostenrijk, Portugal, Zuid-Korea, Indonesië en op de Filippijnen.
Als Missiezusters proberen wij, waar wij ook zijn, Gods liefde, die wij concreet mochten ervaren en van waaruit wij leven, zichtbaar te maken in ons leven, bijvoorbeeld op educatief-pedagogisch gebied,
in de zorg en op sociaal- maatschappelijk terrein, in het huishouden en op de boerderijen,
in de verschillende vormen van pastoraat en zielzorg, op het gebied van kunst maar ook op het gebied van bevordering van het missionaire bewustzijn.